On Tour met Brian Holm, deel 9
Ik kreeg altijd een speciaal gevoel van Parijs. Ik reed in 1982-1983 voor Roubaix. Ik groeide op met het oude Frans, dus daar houd ik van. Heel erg zelfs. Ik houd van de Franse arrogantie, de Franse dames die Gauloises roken en maandagmorgen in een Frans cafeetje zitten. `s Ochtends vroeg opstaan, je koffie pakken en de Franse dames naar het werk zien gaan. Het is fantastisch. De Champs-Elysees, al die winkels. Soms blijf ik langer na een Tourprestatie in November. Als ik een vergadering heb in Parijs, blijf ik altijd 2 dagen extra. Mensen vragen me dan wat ik er doe. Wat ik er doe?! Ik wandel misschien wel 20km op een dag. Ik bekijk musea. Parijs is een fantastische stad. Ik houd van de Eiffeltoren. Ik breng mijn kinderen vaak mee. Ze zijn hier nu 3 jaar op een rij geweest.
Om Parijs te bereiken nadat je renners drie weken pijn hebben geleden. Je rijdt de Tour uit, je wordt een betere renner. Nu ben je een echte renner. Je hebt iets bereikt in je leven. Je hebt de Tour uitgereden. Je komt met alle renners in Parijs en je hebt gewoon zoveel respect. Ze hebben iets speciaals gedaan. De Tour de France is het grootste. Daar kunnen we niet omheen. Het is een grote eer om Parijs te bereiken. Om deel uit te maken van de Tour is geen werk, maar een lifestyle. We houden ervan, we vinden het leuk en we zijn er aan verslaafd. Mensen begrijpen dat niet, maar je kunt verslaafd raken aan de Tour als je hier bent. Ik kreeg een vraag van de Deense media of ik blij was om in Parijs te zijn. Eigenlijk ben ik dat niet. Ik hou van de Tour, ik wil niet naar huis.
Het voelt alsof het meer is dan een gewone baan als je hier met een ploeg bent. Wat mijn renners in de Tour betreft: ik beschouw ze allemaal als onze kwajongens. We hebben onze kinderen. We geloven in ze, zelfs als ze niet meer eens in zichzelf geloven. We geloven in ze en motiveren ze nog een beetje meer. Soms zijn we hard voor ze, soms te had. Maar aan het einde van de dag, als iedereen binnen is, wil je ze beter maken. Je bent nooit hard tegen ze omdat ze pijn te doen, maar om ze te helpen. Brama, Wilfried en ik hebben samen 60 jaar ervaring. We weten meer dan de renners. We zijn veel slimmer dan de renners. Alle excuses en klachten, ‘been there done that’. Als het ons niet gebeurd is, is het wel iemand anders overkomen. We zijn ook moe. We zitten ook op onze knieën. Maar aan het einde van de dag ben je erg trots op onze renners.
Onze renners hebben geen rit gewonnen, dat is het leven. Ze hebben wel altijd gevochten. Sommige dagen verloren we, maar we zagen renners als Dries Devenyns opstaan en vechten als een hond. Hij vocht tweemaal voor de ritzege. We zagen Kevin de Weert vechten in een bergrit. Ook Bert Grabsch en Peter Velits die ziek waren. Peter kwam terug met grote ambities. Toen ik zag dat hij ziek was, dacht ik niet dat hij in de top-50 van de tijdrit kon eindigen. Hij werd 4e! Jerome Pineau viel veel aan, werd gelost en vocht door om te overleven met een Brama achter zich. Ik hou van de actie in de auto en als je moet roepen ‘Kom op mannen! Ga diep, je kunt het!”. Ze geloven het echt als je het zegt.
Levi reed ook hard in de achtervolging op 17 renners. We verloren Chava. Je zag hem bezig in de eerste week, hij is goed voor het moraal. Ik neem het persoonlijk op als iemand iets slechts of negatiefs over onze renners schrijft. Het zijn toch mijn kinderen. Ik kan er wat van zeggen, maar als iemand anders iets over ze zegt dan ga ik ze altijd verdedigen. Ze vechten als honden en ik ben trots op ze. Net als mijn kinderen thuis, in de goede en slechte tijden. Ik hoop dat ze allemaal wereldkampioen worden.
Niet alleen de renners hebben een ongelooflijke ervaring van ups en downs. Elk lid van de omkadering kan een klein boek schrijven over hun ervaring. Ik kan je beloven dat het erg goed zou zijn. Elke dag brengt je iets nieuws. De mecaniciens, ik zag ze elke dag. ‘Mannen achter elke bocht is er paniek’. Het kan van alles zijn. We kunnen ook een lekke autoband krijgen. We hadden een mecanicien die zijn vinger tussen de autodeur kreeg. Alles kan gebeuren in de Tour en niet alleen met de renners. Er kunnen enkele goede romans over de Tour geschreven worden. Daarom houden de mensen er zo van. Mensen op straat staan dichtbij hun helden en zien hoe moe ze zijn. Je voelt het in de bus. Je gaat nooit naar kantoor, werkt niet van 9 tot 5. Soms moet je ervan houden om verslagen te worden, daar zit ook iets in. Er zit iets in een grote overwinning, maar ook in een grote nederlaag. Dat moet je je realiseren. Als je een ontsnapping van 38 renners weg ziet rijden en er niemand mee is van jouw ploeg, dan weet je dat het een grote sof is. Maar er zit ook iets groots in. Je moet alle woede eruit gooien en verder gaan. Je leert er meer van dan van je overwinningen. Vive le Tour.
Brian